Van 100 zusters naar 1000 wijkverpleegkundigen
Nannie's blog - januari 2012
Op 29 januari 1927 kwam de professionalisering van de verpleegkundige beroepsgroep in Nederland weer een stapje dichterbij.
Nannie's blog - januari 2012
Op 29 januari 1927 kwam de professionalisering van de verpleegkundige beroepsgroep in Nederland weer een stapje dichterbij.
In Utrecht richtten namelijk 100 wijkverpleegsters de ‘Nederlandsche Bond van Wijkverpleegsters’ op. Tegenwoordig zijn wijkverpleeg-kundigen verenigd in V&VN Eerstelijnsverpleegkundigen. Met 1.000 leden, een bloeiend tijdschrift en een actieve achterban een mooie prestatie. Maar wat dreef die 100 wijkverpleegsters in 1927 om lid te worden van zo’n nieuwe Bond en verschilt hun motivatie eigenlijk van die 1.000 eerstelijnsverpleegkundigen van nu
Wijkverpleegster als ambassadeur
Wijkverpleging als vak was sinds 1900 helemaal in. Het was vooral de medische beroepsgroep die het plan om professionele verpleegsters in de wijk in te zetten, aankaartte. De medici kregen immers maar geen vat op de torenhoge sterftecijfers in de thuissituatie. Niet alleen eiste tuberculose overal zijn tol, vooral onder pasgeboren baby’s en kraamvrouwen was het sterftepercentage schrikbarend. Het was het idee van medici om gediplomeerde verpleegsters niet alleen in de algemene ziekenhuizen, maar ook in de gezinnen thuis in te zetten. In ziekenhuizen was een goed opgeleid verpleegstercorps inmiddels dé sleutel tot succes gebleken. Dus waarom dit ook niet toepassen in de thuissituatie? Daar konden gediplomeerde verpleegsters (het ging alleen om vrouwen nog) hun verworven kennis immers omzetten in de praktijk en allerlei nieuwe hygiënische begrippen aan de ongeletterde en onervaren moeders overdragen. De wijkverpleegster als ambassadeur van de nieuwe hygiënische filosofie bleek een gouden greep. En belangstellenden voor het kersverse beroep van wijkverpleegster waren er genoeg!
‘Vol goeden moed en werklust’
Rond 1927 hing de oprichting van zo’n nieuwe beroepsvereniging voor wijkverpleegsters al een tijdje in de lucht. Er waren in 1927 toch al zo’n 1.000 gediplomeerde wijkverpleegsters, die het ziekenhuis vaarwel hadden gezegd. Ze kozen vaak welbewust voor het zelfstandige beroep van wijkverpleegster. Na 3 jaar gedrild te zijn in een algemeen ziekenhuis, hadden veel gediplomeerden het wel gehad met dat strakke keurslijf. Het intern wonen, de inservice-opleiding en het schrale loon was voor veel kersverse verpleegsters, en in mindere mate voor verplegers, reden om het ziekenhuis als toekomstige werkplek de rug toe te keren. En sinds 1900 was er dus een bruikbaar alternatief in de vorm van een carrière in de wijkverpleging. Wijkverpleegsters waren niet alleen vrije meiden, ze hielden van aanpakken, waren doortastend, creatief en innovatief. Op de eerste algemene leden vergadering van de Bond op 14 juli 1927 waren de 44 aanwezige verpleegsters daarom niet alleen vrolijk vanwege het stralende weer, maar vooral omdat ze zich sterk verbonden voelden met elkaar en veel zin hadden om er ‘vol goeden moed en werklust’ iets moois van te maken.
Motivatie
Twee belangrijke sprekers tijdens die zonnige dag in juli in het Berghotel te Amersfoort waren de verpleegsters Aafke Gesina van Hulst, de Friese voorvechtster van het Groene Kruis en J. J. Schutte. Beide dames hadden besloten dat het nu eens niet moest gaan over allerlei huishoudelijke zaken of contributies, maar dat ‘de ontwikkeling der wijkverpleging’ centraal moest staan in de openbare discussie. En zo gebeurde het ook. De inleiding van Van Hulst was zo inspirerend, dat de ‘tongen der zusters’ los kwamen en een geanimeerde uitwisseling van gedachten plaats kon vinden. Een 5-tal conclusies, verwoord in het Tijschrift voor Ziekenverpleging uit 1927, konden worden getrokken en vormden de basis voor het beleidsplan van de komende jaren. Unaniem was men het eens over het feit dat de Bond zich sterk moest maken voor een uitstekende opleiding voor wijkverpleegsters, dat er meer samenhang en eenheid onderling moest zijn en dat de maatschappelijke positie van de wijkverpleegster bevochten moest worden.
Van 100 naar 1.000 en meer
Wie de website van de beroepsvereniging van eerstelijnsverpleegkundigen in 2012 bekijkt, aangesloten bij Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland, kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de idealen van die 100 wijkverpleegsters van 85 jaar geleden, nog behoorlijk te herkennen zijn. Natuurlijk, de context is totaal anders, Nederland is anders, thuiszorg wordt anders georganiseerd, buurtzorg is er, maar de kern en daarmee de waarden van wat wijkverpleegsters lang geleden dreef, is herkenbaar in de motivatie van de wijkverpleegkundigen van nu. De motivatie om samen de wijkverpleging vorm te geven, om goed bijgeschoold te zijn en om mensen in hun thuissituatie de best mogelijke zorg te verlenen. Zo’n beroepsvereniging verdient het om meer, nog meer dan 1.000 leden te hebben!
Wijkverpleging staat volop in de schijnwerpers. Begrippen als 'Rust, Reinheid en Regelmaat' zijn terug van weggeweest.
Bekijk dit dossier
Vanuit ons museum werken wij regelmatig mee aan publicaties omtrent de geschiedenis van de verpleging en verzorging. Met een scherpe blik kijken wij naar de actualiteit in de zorg en plaatsen deze in een historisch perspectief.
Bekijk dit dossier
Wijkverpleging staat volop in de schijnwerpers. Vergrijzing en bezuiniging maken dat de thuiszorg op een andere manier georganiseerd moet worden. Huishoudelijke hulp komt bij gemeenten te liggen, terwijl verpleging en verzorging een taak van de wijkverpleging blijven. De roep om de ‘ouderwetse wijkverpleegster’ weerklinkt. De vraag is dan natuurlijk wat voor iemand dat was. Lees hier alles over de geschiedenis en historie van de wijkverpleging.
In de tweede helft van de 19e eeuw kreeg de medische wetenschap inzicht in het ontstaan van besmettelijke ziekten. Dit had ook invloed op de zorg aan huis. De - nog ongediplomeerde - kloosterzusters en diaconessen konden de vraag naar hulp aan huis niet meer aan.
Artsen wilden meer preventieve maatregelen op het gebied van hygiëne. De Wet op Besmettelijke Ziekten van 1872 bleek niet voldoende. Die richtte zich vooral op genezing van ziekten.
Preventie, dus het voorkomen van ziektes, stond nog in de kinderschoenen.
Toen bleek dat de Wet op Besmettelijke Ziekten niet voldoende was om besmettelijke ziektes te voorkomen, kwamen geneeskundige inspecteurs in Noord-Holland in actie. In 1875 richtten zij de Noord-Hollandsche Provinciale Vereeniging ‘Het Witte Kruis’ tot Afwering van Epidemische Ziekten en Hulpbetoon tijdens Epidemieën op. Deze koepelorganisatie kwam voort uit tien plaatselijke particuliere verenigingen, met Hilversum als voortrekker. Het Witte Kruis richtte zich op voorlichting over gezondheid en hygiëne, ontsmettingsactiviteiten en bestrijding van pokken. Er kwamen magazijnen met matrassen, lakens, dekens, urinalen en andere benodigdheden voor de thuisverpleging.
De oudste modellen urinaal waren gemaakt van tin. Dit urinaal is een staand model. Niet alleen om hem rechtop te kunnen neerzetten maar omdat in die tijd voor het gebruik een knielende houding in bed de gewoonte was. De zieke moest daarbij echter wel ondersteund worden. Bij dit voorwerp hoort een bijzonder verhaal, ...
Lientje de Bussy-Kruysse was een van Nederlands eerste gediplomeerde verpleegsters. Haar grote verdienste is geweest dat zij kennis over de wijkverpleging in Nederland heeft geïntroduceerd. Het Britse model was hierbij haar voorbeeld.
In navolging van Noord-Holland ontstond ook in andere provincies behoefte aan kruisverenigingen. Notabelen richtten in 1900 de eerste plaatselijke neutrale Groene Kruisvereniging op als liefdadigheidsorganisatie. Provinciale afdelingen en de overkoepelende Algemene Nederlandse Vereniging Het Groene Kruis (ANV) volgden. Het katholieke Wit-Gele Kruis zag in 1916 het licht. In 1946 besloot de Bond van Protestants-Christelijke Verenigingen – een samenwerking van protestantse wijkverenigingen – verder te gaan onder de naam Oranje-Groene Kruis. Veel bestaande verenigingen sloten zich aan bij de kruisverenigingen, anderen bleven zelfstandig. Zo ontstond een netwerk van kruisverenigingen over heel Nederland. Een belangrijke schakel in dit netwerk was de wijkverpleegster.
Een wijkverpleegkundige met een pop, als ambassadeur van het vak.
Bekijk dit dossier
Vanuit ons museum werken wij regelmatig mee aan publicaties omtrent de geschiedenis van de verpleging en verzorging. Met een scherpe blik kijken wij naar de actualiteit in de zorg en plaatsen deze in een historisch perspectief.
In 2022 bestond de hbov 50 jaar. Deze opleiding was in veel opzichten echt een product van de tijdsgeest. Conservator Hugo Schalkwijk schrijft erover in zijn column in TvZ.
Verpleegkundigen worden nog wel eens vergeleken met kanariepietjes. Zij voelen als eerste dat er iets mis is in de samenleving. Een zo een kanariepietje was de pas overleden Jeannette Kok. Lees hier de column die Hugo Schalkwijk over haar werk schreef.
Verpleegkundigen worden door de samenleving gezien als een van de meest betrouwbare beroepsgroepen. Maar is de verpleging echt zo'n brave beroepsgroep? In zijn laatste column in TvZ schrijft Hugo Schalkwijk hoe die betrouwbaarheid en rebelsheid juist hand in hand gaan. Lees de column hier.
Conservator Hugo Schalkwijk werd voorTvZ geinterviewd over zijn visie op de geschiedenis van de verpleegkunde. Lees het hele interview hier.
Interview geplaatst met toestemming van de redactie van TvZ.
Tekst: Marian Adriaansen
Foto: Stijn Rademaker
De voor jou geselecteerde dossiers verschijnen naast elkaar. Je kunt via het pijltje in de rode balk aan de zijkant van het dossier verder klikken.