De loopbaan van Jeanne

Jeanne Carolina van Lanschot kwam op 18 juni 1865 in Breda ter wereld. Over haar jeugd en opleiding is weinig tot niets bekend. Haar opleiding heeft zij -waarschijnlijk - als la Soeur in Zwitserland gevolgd, in het tegenwoordige universitaire ziekenhuis van Lausanne. Van 1904 tot 1905 is Van Lanschot Hubrecht secretaris van Nosokómos, de Nederlandse Vereniging tot Bevordering van de Belangen van Verpleegsters en Verplegers, opgericht in 1900. Nosokómos is de tegenhanger van de Nederlandsche Bond voor Ziekenverpleging die zeven jaar eerder, in 1893, is opgericht. Ondanks de tegenwerking van deze door artsen gedomineerde Bond groeit Nosokómos uit tot een krachtige en vooral kritische organisatie. Onder leiding van Van Lanschot Hubrecht ontwikkelen zich initiatieven als een eigen tijdschrift Nosokomos, een centraal bureau voor particuliere verpleging en een pensioenfonds. 

Na haar secretaresseschap publiceert zij tot 1912 meerdere artikelen in het orgaan van de Nederlandse Vereniging, Nosokómos (1900-1928) en pleit zij voor een soort particuliere opleiding waarmee zij heeft kennis gemaakt in het buitenland. Dit soort opleidingen waren echter duur en slechts weinig verpleegkundigen konden het lesgeld betalen. Tussen 1912 en 1916 wordt zij vier keer gekozen tot presidente van de Nosokómos. In die tijd pleit ze continu voor een staatsopleiding en staatsexamens voor de verpleging.

International 

In 1899 wordt de International Council of Nurses (ICN) opgericht. De Nederlandse verpleging wil graag lid worden van deze belangrijke organisatie en stuurt in 1907 zowel een delegatie van de Nederlandsche Bond als van Nosokómos – met Van Lanschot Hubrecht als één van de afgevaardigden. Er kan echter maar één organisatie per land lid zijn. De ICN kiest voor Nosokómos, omdat die bond uitsluitend bestuurd wordt door verplegers en verpleegsters zelf. Van Lanschot Hubrecht is vanaf dat moment internationaal in beeld en nauw betrokken bij de ICN. Zo wordt ze op 25 juli 1909 gekozen als secretaresse, onder Mrs. Hampton Robb, de voorzitter. Na de dood van Hampton Robb in 1910 neemt van Lanschot Hubrecht haar voorzitterschap over.

Vrouwenkiesrecht en vrede 

Naast haar werk voor de vakbond Nosokómos en de ICN is Van Lanschot ook actief in de beweging die zich sterk maakt voor het kiesrecht voor vrouwen. Samen met Aletta Jacobs, een goede vriendin, reist ze stad en land af om te pleiten voor vrouwenkiesrecht. Met haar rijzige gestalte is zij op foto’s uit die tijd meteen te herkennen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog steekt ze haar nek uit door openlijk te pleiten voor vrede. Ze is van mening dat medici en verpleegkundigen massaal werk zouden moeten weigeren om zo te oorlog te bekorten. Deze visie wordt haar bepaald niet in dank afgenomen door de medische en verpleegkundige beroepsgroep.

Sterke wil 

In 1918 sterft Van Lanschot Hubrecht in het Emma Kinderziekenhuis te Amsterdam, vermoedelijk aan de gevolgen van de Spaansche Griep. Volgens een vooraanstaand lid had de vakbond Nosokómos met haar dood haar ziel verloren. Door haar vroege overlijden heeft ze de doelen die ze nastreefde, zoals vrouwenkiesrecht en staatsinmenging in de verpleging, niet meer kunnen waarmaken. De vrouwenbeweging en Nosokómos verloren in 1918 een krachtige persoonlijkheid met een sterke wil om zaken die haars inziens onrechtvaardig of onacceptabel waren, te veranderen. Jeanne van Lanschot Hubrecht heeft met haar kritische instelling een onmisbare rol gespeeld in het bewustwordingsproces van de verpleegkundige beroepsgroep van verpleegkundigen.

<
>

Voortrekkers, pioniers en rolmodellen

Wie waren de afgelopen eeuw de grote voortrekkers in de verpleging?

Bekijk dit dossier

Voortrekkers, pioniers en rolmodellen

De verpleegkunde heeft zich sinds 1850 ontwikkeld dankzij de werkkracht van duizenden vrouwen en mannen. Hun namen zijn onbekend. Soms waren er verpleegkundigen die vooruitstrevende ideeën hadden of die een nieuwe weg in durfden te slaan. Zij staken hun nek uit en staan daarmee aan de basis van nieuwe ontwikkelingen. In dit dossier geven we deze voortrekkers een podium. Lees hier wat deze pioniers betekend hebben voor de professionalisering van de verpleegkunde.

Lammie Hadders (1931-2015)

Lammie Hadders was verpleegkundige, docent en een van de grondleggers van de hbo-v in Groningen. In 1992 ontving zij een koninklijke onderscheiding als dank voor haar zeer betekenisvolle carriere. 

<
>

De loopbaan van Lammie Hadders

Lammie Hadders werd op 1 april 1931 geboren in het Drentse Benneveld. Hadders startte in 1955 met de A-opleiding in het St. Elisabeth Gasthuis te Haarle. In 1959 behaalde zij haar diploma, waaraan zij vervolgens ook de kraamaantekening toevoegde. In 1960 ging Hadders aan de slag in het Academisch Ziekenhuis Groningen als hoofdverpleegkundige van het beademingscentrum en infectiepaviljoen. In 1967 vertrok Hadders naar de Verenigde Staten om haar ‘blikveld te verruimen’, aldus Hadders in een interview in 2011.

Anderhalf jaar later keerde zij terug naar Nederland en behaalde in het Amsterdamse Binnengasthuis het B-diploma. Vervolgens volgde Hadders de mentrixcursus in het Academisch Ziekenhuis te Utrecht en ging zij werken in het Groningse Diaconessenhuis als hoofd verplegingsdienst.
Hadders stond aan de basis van de Groningse hbo-v. Vanaf de start in 1978 was zij daar docent en vele jaren directeur. Zij ontving in 1992 de Koninklijke onderscheiding Ridder in de Orde van Oranje-Nassau, verleend vanwege haar rol als oud-directeur van de afdeling Verpleegkunde van de sector gezondheidszorg van de Rijkshogeschool te Groningen.
Evelyn Finnema, Chief Nursing Officer, herinnert haar anno 2023 als “een bijzondere vrouw. Zij was nog directeur van de hbo-v toen ik in 1986 begon en gaf aan alle eerstejaars het openingscollege. Een indrukwekkende persoon waar alle studenten diep in hun hart een beetje bang voor waren. Waar het college over ging? Geen idee, ik weet alleen nog dat ze begon met de bepaald niet hoopgevende zin dat we nu nog enthousiast waren, maar dat na 4 jaar de helft zou zijn afgevallen en gestopt. Volgens mij viel dit gelukkig uiteindelijk wel mee, maar haar boodschap is mij altijd bijgebleven en is vandaag de dag actueler dan ooit”.
Vroukje Admiraal vertelt over Hadders: “ik werkte eerst samen met haar bij de opleiding in het Diaconessenhuis. Later solliciteerde ik op 1 april 1981 (Lammie haar 50e verjaardag) bij haar naar de functie docent verpleegkunde. Ik heb ook daar weer plezierig met haar samengewerkt. Ze woonde meerdere bijeenkomsten van de ICN international Council of Nurses bij o.a. in Taiwan”.
Peter Koopman zegt over haar: Ik leerde Lammie kennen in 1978 als hoofd van de pas opgerichte HBOV te Groningen. Als verpleegkundig directeur van Reigersdaal te Heerhugowaard een zorginstelling voor verstandelijk gehandicapten zocht ik aansluiting om stageplaatsen voor HBOV-ers te gaan bieden. De HBOV Amstelveen vond dat werkveld niet specifiek verpleegkundig gericht (!) en verleende geen medewerking. Ik wist dat dit werkveld expliciet wel was opgenomen bij de start van de HBOV in 1972 . En Lammie wilde ons helpen, dus vanuit Groningen kregen we in Noord Holland studenten uit Groningen. Later werd Dick Twisk één van de HBOV-ers van Reigersdaal lid van de eerste officiële evaluatiecommissie HBOV. Lammie kan daarmee ook in de eregalerij gezet worden van verpleegkundigen, die de meer pedagogische accentuering binnen het basisverpleegkundig beroep bevorderde. Lammie wist dat veel bewoners kampen met ernstige meervoudige handicaps. Dus ook somatisch verpleegkundige opgaven, ook psychiatrisch verpleegkundige opgaven naast orthopedagogische opgaven c.q. begeleidingskwaliteiten”.
Lammie Hadders was lid van de Den Treekgroep, een netwerk van invloedrijke verpleegkundigen. Oud voorzitter van die groep, Hanneke Hillmann, vertelt over Hadders: “Ze was naast een goede verpleegkundige ook heel erg aardig. Ik heb op haar verzoek bij haar afscheid in december 1991 een speech gehouden. Wat ik me wel herinner en bijzonder vond was dat haar beide ouders daar ook nog bij aanwezig waren”.
Lammie Hadders werkte verder aan projecten in Oost Europa. Zij had altijd veel zorg voor haar ouders ondanks dat ze in Groningen woondew. Van 1998-2012 was ze weer woonachtig in Benneveld en bleef sociaal zeer actief onder andere voor de Kerk in Zweeloo.
Ze overleed op 15 februari 2015 in het Aleida Kramer huis te Coevorden.
Haar broer was jarenlang eigenaar van de boerderij aan de Mepperstraat 11, tegenwoordig bekend als het Buitengasthuis.

Meer weten over het ontstaan van de hbo-v Groningen: https://www.burola.nl/wp-content/uploads/2023/03/Het-ontstaan-vd-Academie-Gezondheidszorg-Noord-Nederland.pdf

<
>

J. C. (Jeanne) van Lanschot Hubrecht (1865- 1918)

Jeanne van Lanschot Hubrecht was een kritische, strijdlustige verpleegster uit de begin periode van de professionalisering van het beroep. Ze was actief bij de vakbond Nosokómos, liet zich horen op het internationale podium en speelde een belangrijke rol bij de strijd voor vrouwenkiesrecht.

<
>

De loopbaan van Jeanne

Jeanne Carolina van Lanschot kwam op 18 juni 1865 in Breda ter wereld. Over haar jeugd en opleiding is weinig tot niets bekend. Haar opleiding heeft zij -waarschijnlijk - als la Soeur in Zwitserland gevolgd, in het tegenwoordige universitaire ziekenhuis van Lausanne. Van 1904 tot 1905 is Van Lanschot Hubrecht secretaris van Nosokómos, de Nederlandse Vereniging tot Bevordering van de Belangen van Verpleegsters en Verplegers, opgericht in 1900. Nosokómos is de tegenhanger van de Nederlandsche Bond voor Ziekenverpleging die zeven jaar eerder, in 1893, is opgericht. Ondanks de tegenwerking van deze door artsen gedomineerde Bond groeit Nosokómos uit tot een krachtige en vooral kritische organisatie. Onder leiding van Van Lanschot Hubrecht ontwikkelen zich initiatieven als een eigen tijdschrift Nosokomos, een centraal bureau voor particuliere verpleging en een pensioenfonds. 

Na haar secretaresseschap publiceert zij tot 1912 meerdere artikelen in het orgaan van de Nederlandse Vereniging, Nosokómos (1900-1928) en pleit zij voor een soort particuliere opleiding waarmee zij heeft kennis gemaakt in het buitenland. Dit soort opleidingen waren echter duur en slechts weinig verpleegkundigen konden het lesgeld betalen. Tussen 1912 en 1916 wordt zij vier keer gekozen tot presidente van de Nosokómos. In die tijd pleit ze continu voor een staatsopleiding en staatsexamens voor de verpleging.

International 

In 1899 wordt de International Council of Nurses (ICN) opgericht. De Nederlandse verpleging wil graag lid worden van deze belangrijke organisatie en stuurt in 1907 zowel een delegatie van de Nederlandsche Bond als van Nosokómos – met Van Lanschot Hubrecht als één van de afgevaardigden. Er kan echter maar één organisatie per land lid zijn. De ICN kiest voor Nosokómos, omdat die bond uitsluitend bestuurd wordt door verplegers en verpleegsters zelf. Van Lanschot Hubrecht is vanaf dat moment internationaal in beeld en nauw betrokken bij de ICN. Zo wordt ze op 25 juli 1909 gekozen als secretaresse, onder Mrs. Hampton Robb, de voorzitter. Na de dood van Hampton Robb in 1910 neemt van Lanschot Hubrecht haar voorzitterschap over.

Vrouwenkiesrecht en vrede 

Naast haar werk voor de vakbond Nosokómos en de ICN is Van Lanschot ook actief in de beweging die zich sterk maakt voor het kiesrecht voor vrouwen. Samen met Aletta Jacobs, een goede vriendin, reist ze stad en land af om te pleiten voor vrouwenkiesrecht. Met haar rijzige gestalte is zij op foto’s uit die tijd meteen te herkennen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog steekt ze haar nek uit door openlijk te pleiten voor vrede. Ze is van mening dat medici en verpleegkundigen massaal werk zouden moeten weigeren om zo te oorlog te bekorten. Deze visie wordt haar bepaald niet in dank afgenomen door de medische en verpleegkundige beroepsgroep.

Sterke wil 

In 1918 sterft Van Lanschot Hubrecht in het Emma Kinderziekenhuis te Amsterdam, vermoedelijk aan de gevolgen van de Spaansche Griep. Volgens een vooraanstaand lid had de vakbond Nosokómos met haar dood haar ziel verloren. Door haar vroege overlijden heeft ze de doelen die ze nastreefde, zoals vrouwenkiesrecht en staatsinmenging in de verpleging, niet meer kunnen waarmaken. De vrouwenbeweging en Nosokómos verloren in 1918 een krachtige persoonlijkheid met een sterke wil om zaken die haars inziens onrechtvaardig of onacceptabel waren, te veranderen. Jeanne van Lanschot Hubrecht heeft met haar kritische instelling een onmisbare rol gespeeld in het bewustwordingsproces van de verpleegkundige beroepsgroep van verpleegkundigen.

<
>

Claartje van Aals (1922-1943)

Claartje van Aals was van 1940 tot 1943 verpleegster in het Joods psychiatrisch ziekenhuis 'Het Apeldoornsche Bosch'. Naarmate de oorlog vorderde, kwam Claartje, van joodse huize, steeds meer in het nauw. Patienten en personeel werden op 21 januari 1943 weggevoerd.  

<
>

De loopbaan van Claartje

Claartje van Aals, officieel Klara geheten, wilde als jong meisje al de verpleging in. Ze zag dat als haar roeping. Claartje, van liberaal-joodse komaf, was aanvankelijk te jong, maar in 1940 zag ze haar kans schoon en solliciteerde ze op 18-jarige leeftijd op een advertentie van het Apeldoornsche Bosch. Deze psychiatrische instelling, opgericht in 1909, was bestemd voor Joodse patiënten en hield zich volledig aan de Joodse rituelen. Het was een moderne inrichting met progressieve ideeën. Voor de Joodse Claartje van Aals was kiezen voor een Joodse instelling in 1940 de enige optie.

Zuster Van Aals

Vanuit Utrecht vertrok Claartje van Aals met de trein naar Apeldoorn. Haar oom, die in Apeldoorn woonde, begeleidde haar. Het was immers oorlog en een jong meisje alleen op reis was gevaarlijk.

Haar eerste dag in het ziekenhuis was spannend. Na een preek van de directeur mocht ze naar haar kamer in het zusterhuis, wat ze maar een ‘rotkamer’ vond. Er waren geen kasten om je spullen in op te bergen. Tijdens het middageten, zuurkool met een appel, werd Claartje van Aals meteen ingewijd in haar nieuwe functie: of zuster van Aals maar even wilde gaan staan! In de middag maakte ze kennis met de patiënten, wat een flinke schok voor haar was.

‘Ik word vast een goede verpleegster’

De eerste periode in het ziekenhuis had Claartje veel heimwee en moest ze regelmatig huilen. Het schrijven van brieven hielp haar door de moeilijke begintijd heen. Tegelijk genoot ze van het werk, ook al bestond dat nog vooral uit soppen en schoonmaken van kamers. Gaandeweg leerde ze het vak van verplegen, zoals dat er een scherm om het bed moest als ze een patiënt de po moest geven. Haar collega’s vonden haar lief en zorgzaam voor de patiënten. Op haar vrije dag ging de levenslustige Claartje in haar eentje op pad, wat ze erg saai vond. Tijdens zo’n uitje kwam ze erachter dat het voor Joden verboden was om naar de bioscoop te gaan. Het was een van de eerste uitingen van het weren van Joden uit het openbare leven.

Deportatie 

Naarmate de tijd vorderde, kwam de dreiging van de deportatie dichterbij. De verboden voor Joden, de razzia’s in Amsterdam en de bombardementen namen toe. Claartje volgde dit nieuws op de voet. Tussen de dagelijkse bezigheden door begon ze zich ernstig zorgen de maken en de angst om wat er met de Joden in Amsterdam gebeurde, greep haar naar de keel. Vanaf maart 1942 vertrok het niet-Joodse personeel uit het Apeldoornsche Bosch om vervangen te worden door Joodse medewerkers. Enkele maanden later naaide Claartje de Jodenster op haar jas en moest ze haar fiets inleveren. Deportatie was nog een kwestie van tijd en Claartje vroeg zich regelmatig af wanneer ze naar Polen getransporteerd zouden worden. Op 21 januari 1943 was het zover. ‘Vandaag gaan we foetsie’, schreef Claartje in de laatste brief aan haar vriendin. Samen met 1.023 patiënten en 46 personeelsleden werd zuster van Aals via kamp Westerbork gedeporteerd naar Auschwitz-Birkenau. Op 5 februari 1943 kwam ze daar om.

Twee vriendinnen

Dat we het verhaal van zuster van Aals zo gedetailleerd weten, komt omdat Claartje een fervent brievenschrijfster was. Dat hielp haar de heimwee te verdrijven. Dagelijks schreef ze lange epistels aan Aagje Kaagman, haar hartsvriendin in Utrecht. Bij de 50-jarige herdenking van de ontruiming van het Apeldoornsche Bosch kwam er voor het eerst openlijk aandacht voor de deportatie uit 1943. Suzette Wijers maakte de documentaire ‘Het Apeldoornsche Bosch’ en gebruikte hierbij enkele brieven, die door Aagje Kaagman zorgvuldig waren bewaard. De overgebleven brieven heeft de documentairemaakster vervolgens verwerkt in het indrukkende boekje ‘Als ik wil kan ik duiken…Brieven van Claartje van Aals, verpleegster in de Joods psychiatrische inrichting Het Apeldoornsche Bosch, 1940-1943’. De verpleging is Aagje Kaagman dankbaar dat ze de briefwisseling met Claartje van Aals bewaard én vrijgegeven heeft.

<
>

Jan Bastiaanse (1950-1997)

Jan Bastiaanse werkte als verpleegkundige lange tijd in het ziekenhuis, waar hij zich inzette voor Integrerend Verplegen. In 1993 werd hij de eerste directeur van het Landelijk Centrum Verpleging en Verzorging, het LCVV. Hij vond dat de oprichting van het LCVV een mijlpaal in de geschiedenis van de verpleging.

<
>

De loopbaan van Jan

Jan Bastiaanse, geboren in 1950, volgde de opleiding tot algemeen verpleegkundige in het Zuidwal Ziekenhuis te Den Haag. Hij was een actieve en kritische leerling-verpleegkundige. Hij richtte een leerlingenraad op en was actief in de vakbond en in de beroepsorganisatie. Dat hij uit frustratie niet gestopt is met zijn opleiding, had volgens hem alles te maken met de bezielende leiding van Joukje von Nordheim, die op dat moment het hoofd van de opleiding was.

Van leerling tot docent

Na zijn opleiding vertrok Jan Bastiaanse naar Australië, waar hij 2 jaar verbleef en de nodige werkervaring opdeed. De avonduren werden gebruikt om nog een extra opleiding ‘groepsleiding’ te volgen. 

Integrerende Verpleegkunde

In 1982 startte Jan Bastiaanse als stafmedewerker van de verplegingsdienst in het Maria Ziekenhuis in Tilburg. Later werd hij daar sectormanager, waarbij hij leiding gaf aan de chirurgische verpleeg- en behandelafdelingen. Als lid van de staf gaf hij mede vorm aan het beleid van het Maria Ziekenhuis, dat voortdurend bezig was nieuwe wegen in te slaan.

Ook de avonduren bleven gevuld, deze keer met de universitaire studie Sociologie met als speerpunten arbeid en organisatie. Als een van de eersten in Nederland publiceerde hij met een collega al in 1987 een innovatief artikel over het gebruik van de computer in de verpleging. Zijn belangstelling voor vernieuwing in de verpleging kwam ook tot uitdrukking in het voorzitterschap van het Netwerk Integrerende Verpleegkunde Ontwikkeling Nederland (het NIVO-N), een positie die hij 5 jaar lang vervulde.

Directeur van het LCVV

Met de oprichting van het Landelijk Centrum Verpleging en Verzorging, het LCVV, kwam 1 van de 21 aanbevelingen van de Commissie Werner tot bloei. Het nieuwe Centrum, dat de verdere professionalisering van de verpleging moest ondersteunen, zag op 13 oktober 1993 officieel het licht. In een vlammend betoog in ‘t Spant te Bussum presenteerde Jan Bastiaanse, de nieuwe directeur, zijn visie op de rol van het LCVV. Zijn wens was dat de ‘oprichting van het Centrum (d.i. het LCVV) een mijlpaal vormt in de geschiedenis van de verplegende en verzorgende beroepen en de overgang naar een nieuw tijdperk’.

In een 8-tal actiepunten lichtte hij zijn plannen vervolgens toe. Veel van de actiepunten zijn daarna opgepakt, maar konden niet door hemzelf uitgevoerd worden. Een ernstige ziekte verhinderde dat. Op eigen verzoek trad Jan Bastiaanse in 1996 terug als directeur van het LCVV en werd adjunct-directeur. Zijn opvolgster werd Hanneke Hillmann. Op 18 juli 1997 overleed Jan Bastiaanse. Ter nagedachtenis aan hem is door het LCVV de Jan Bastiaanse Prijs in het leven geroepen.

<
>

Beantwoord deze vraag en ontdek welke themadossiers voor jou interessant zijn.

De voor jou geselecteerde dossiers verschijnen naast elkaar. Je kunt via het pijltje in de rode balk aan de zijkant van het dossier verder klikken.

Verberg Ontdek wat deze site jou te bieden heeft