Haar eerste dag in het ziekenhuis was spannend. Na een preek van de directeur mocht ze naar haar kamer in het zusterhuis, wat ze maar een ‘rotkamer’ vond. Er waren geen kasten om je spullen in op te bergen. Tijdens het middageten, zuurkool met een appel, werd Claartje van Aals meteen ingewijd in haar nieuwe functie: of zuster van Aals maar even wilde gaan staan! In de middag maakte ze kennis met de patiënten, wat een flinke schok voor haar was.
‘Ik word vast een goede verpleegster’
De eerste periode in het ziekenhuis had Claartje veel heimwee en moest ze regelmatig huilen. Het schrijven van brieven hielp haar door de moeilijke begintijd heen. Tegelijk genoot ze van het werk, ook al bestond dat nog vooral uit soppen en schoonmaken van kamers. Gaandeweg leerde ze het vak van verplegen, zoals dat er een scherm om het bed moest als ze een patiënt de po moest geven. Haar collega’s vonden haar lief en zorgzaam voor de patiënten. Op haar vrije dag ging de levenslustige Claartje in haar eentje op pad, wat ze erg saai vond. Tijdens zo’n uitje kwam ze erachter dat het voor Joden verboden was om naar de bioscoop te gaan. Het was een van de eerste uitingen van het weren van Joden uit het openbare leven.
Deportatie
Naarmate de tijd vorderde, kwam de dreiging van de deportatie dichterbij. De verboden voor Joden, de razzia’s in Amsterdam en de bombardementen namen toe. Claartje volgde dit nieuws op de voet. Tussen de dagelijkse bezigheden door begon ze zich ernstig zorgen de maken en de angst om wat er met de Joden in Amsterdam gebeurde, greep haar naar de keel. Vanaf maart 1942 vertrok het niet-Joodse personeel uit het Apeldoornsche Bosch om vervangen te worden door Joodse medewerkers. Enkele maanden later naaide Claartje de Jodenster op haar jas en moest ze haar fiets inleveren. Deportatie was nog een kwestie van tijd en Claartje vroeg zich regelmatig af wanneer ze naar Polen getransporteerd zouden worden. Op 21 januari 1943 was het zover. ‘Vandaag gaan we foetsie’, schreef Claartje in de laatste brief aan haar vriendin. Samen met 1.023 patiënten en 46 personeelsleden werd zuster van Aals via kamp Westerbork gedeporteerd naar Auschwitz-Birkenau. Op 5 februari 1943 kwam ze daar om.
Twee vriendinnen
Dat we het verhaal van zuster van Aals zo gedetailleerd weten, komt omdat Claartje een fervent brievenschrijfster was. Dat hielp haar de heimwee te verdrijven. Dagelijks schreef ze lange epistels aan Aagje Kaagman, haar hartsvriendin in Utrecht. Bij de 50-jarige herdenking van de ontruiming van het Apeldoornsche Bosch kwam er voor het eerst openlijk aandacht voor de deportatie uit 1943. Suzette Wijers maakte de documentaire ‘Het Apeldoornsche Bosch’ en gebruikte hierbij enkele brieven, die door Aagje Kaagman zorgvuldig waren bewaard. De overgebleven brieven heeft de documentairemaakster vervolgens verwerkt in het indrukkende boekje ‘Als ik wil kan ik duiken…Brieven van Claartje van Aals, verpleegster in de Joods psychiatrische inrichting Het Apeldoornsche Bosch, 1940-1943’. De verpleging is Aagje Kaagman dankbaar dat ze de briefwisseling met Claartje van Aals bewaard én vrijgegeven heeft.