Tegenwoordig vinden we het heel gewoon om bij ziekte naar een ziekenhuis te gaan. Daar zijn ze tenslotte voor! Artsen, verpleegkundigen en ander personeel staan klaar om ons te helpen. Dat was vroeger wel anders. Tot 1860 waren er geen ziekenhuizen zoals we ze nu kennen. Een plek dus waar je naar toe gaat om beter te worden.
Er waren geen operatiekamers, geen verpleegkundigen en geen werkende medicijnen. Doktoren wilden wel, maar konden niet zoveel. Aderlaten, purgeren of een koude afwassing was zo’n beetje het hoogst haalbare. Was je ziek, dan bleef je dus gewoon thuis. Je moeder of ongetrouwde tante verzorgde je. Die hadden daar trouwens veel ervaring mee en deden dat vaak liefdevol. Het hoorde er gewoon bij.